PIAS Handleiding  2024
Programma voor de Integrale Aanpak van het Scheepsontwerp
Scheepsvorm exporteren
Met deze optie kan de Fairway vorm geconverteerd en geëxporteerd worden ten behoeve van gebruik in andere software. De meest gangbare formaten staan in het menu wat het eerst verschijnt, de meer exotische varianten staan in een submenu onder de laatste menuoptie daarvan.
Hoe er wordt geconverteerd wordt hieronder beschreven, maar wat er wordt geconverteerd hangt af van de instelling per solid in met menu [Objectbeheer], als volgt:

  • T.b.v. de PIAS berekeningsmodules (die gebruik maken van het spantenmodel, en in bijzondere gevallen van het getriangulariseerd oppervlaktemodel) worden de solids en draadmodellen geëxporteerd die in de PIAS kolom geselecteerd zijn.
  • Voor NURBS en STL export worden de solids gebruikt die in de Export kolom van dit menu geselecteerd zijn. Het is de bedoeling dat t.z.t. alle export via deze kolom gestuurd wordt, maar dat is nog niet overal doorgevoerd.
  • Bij export naar DXF kan de gebruiker kiezen of hetzij alleen het ‘single selected solid’ wordt doorgestuurd, danwel alle voor Export geselecteerde solids. Die keuze gaat eerdaags verdwijnen.
  • Bij in onbruik geraakte opties wordt het ene solid geconverteerd wat ‘single selected’ is (zoals dat ooit de standaard was).
Attentie
Het wordt aangeraden om voor het gebruik van een van de opties uit dit menu eerst Over productierijp stroken eens door te lezen.

Converteer dit Fairway model naar PIAS model

Van elk object wat voor PIAS geselecteerd is in het menu [Objectbeheer] worden alle spanten doorgestuurd naar PIAS' spantenmodel — zie Rompvormrepresentaties voor een opsomming van de diverse rompvormmodellen. Hierna zijn alle PIAS functies en berekeningen met de vorm uit te voeren. Bij deze conversie zijn de volgende mechanismen van toepassing:

  • In het solid eigenschappen menu zijn drie kolommen van belang voor deze conversie. De kolom PIAS geeft aan dat een object wordt geconverteerd, de kolom ‘hoofdromp’ geeft aan of het object onderdeel is van de hoofdromp, en als dat niet het geval is dan geeft de kolom ‘opdrijvend’ bij ‘ja’ aan dat het een opgetelde vorm is, en bij ‘nee’ dat het een extra vorm is. Dit alles conform the indeling in Hulldef, zie Rompvormen en Extra vormen.
  • Er kunnen meerdere objecten als ‘hoofdvorm’ geclassificeerd zijn. Als dat het geval is dan worden ze in langsscheepse richting gesorteerd, en achter elkaar naar PIAS doorgestuurd. Deze feature is strikt bedoeld voor een rompvorm die bestaat uit meerdere, in langsscheepse richting niet-overlappende, zelfstandige objecten — zoals achterschip - middenschip - voorschip. Als objecten toch overlappen dat waarschuwt Fairway daarvoor, het is echter aan de gebruiker om dat te corrigeren.
  • Een PIAS spantenmodel moet aan een aantal voorwaarden voldoen, zoals die opgesomd zijn in Spanten (spantposities en spantvormen). Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker deze regels in acht te nemen, Fairway controleert hier niet op.
  • Naar het PIAS spantenmodel worden die lijnen (=polycurves) geconverteerd die in Fairway van het type ‘spant’ zijn. Het is dus niet voldoende dat ze de facto een spant zijn — omdat hun coördinaten dezelfde lengtepositie hebben — ze moeten echt expliciet van dat type zijn.
  • Ooit was het zo dat alle aanwezige spanten van een Fairway solid werden geconverteerd naar spantenmodel. Dat pakte soms een beetje ongelukkig uit bij spanten die zich niet over de hele romp uitstrekten. Zoals met een hulpspantje wat slechts tot de kim bestaat, of juist een ‘spantje’ wat zich uitsluitend ver boven water bevindt. PIAS is immers gebaseerd op langsscheepse integratie van de spantoppervlakken, en omdat zulke ‘spantjes’ weinig tot geen oppervlak hebben zorgen ze voor een onderbreking van de juiste spantoppervlakken, en tot navenant incorrecte volume- en stabiliteitsresultaten. Maar dat is allemaal verleden tijd; spanten worden slechts slechts doorgestuurd naar PIAS als ze zich over het volledige rompoppervlak uitstrekken. Dit ‘volledige rompoppervlak’ wordt opgevat als het deel wat aan de randen begrensd wordt door een spookfacet (zie Spookfacet voor een toelichting daarop). Het is goed om deze achtergond te kennen, als er immers Fairway spanten ontbreken in het PIAS model, dan is het raadzaam om te controleren of die spanten aan het begin en eind wel grenzen aan een spookfacet (wat overigens default het geval zal zijn).
  • Delen van spanten die grenzen aan een spookfacet worden niet doorgestuurd naar PIAS. Dit om te voorkomen dat lijnen over HS of aan de scheepseinden langs het dek naar het PIAS spantenmodel gehaald worden.
  • Als er langslijnen (zoals waterlijnen of 3D lijnen) aanwezig zijn die het kenmerk ‘dek i/d zij’ hebben dan worden de spanten t.b.v. PIAS afgeknipt ter plaatse van deze lijn(-en). Zie Dek in de zij voor nader toelichting.
  • Het verdient aanbeveling het resultarende model na conversie terdege te controleren met Hulldef.

Als u van de local cloud gebruik maakt (waarvoor verwezen wordt naar Local cloud: met meerdere modules gelijktijdig werken aan hetzelfde project) dan hoeven de spanten niet een file geconverteerd te worden; op elk moment is het spantenmodel equivalent van de Fairway vorm immers via de cloud beschikbaar.

Als in het solid eigenschappen menu is opgegeven dat een solid ook moet worden geconverteerd naar PIAS' getriangulariseerd oppervlaktemodel, dan wordt zo'n bestand ook vervaardigd bij deze menuoptie.

Maattabellen (offsets) naar ASCII-file

Met deze optie wordt er een ASCII-file (*.off) geschreven, waarin coördinaten van de punten van alle lijnen van de scheepsvorm worden opgenomen. Na het kiezen van de optie kunt u opgeven hoeveel decimalen de coördinaten gewenst zijn. Deze file bevat alle solids die geselecteerd zijn voor Export, en heeft de volgende opbouw:

  • Naam van de lijn.
  • Aantal punten op de lijn.
  • Lengte, breedte en hoogtecoördinaten van elk punt (t.o.v. snijpunt achterloodlijn en basis) in meter.
  • Van elk punt of het een knikpunt is.
  • Van elk punt is gegeven of het een snijpunt is met een andere lijn, en indien het een snijpunt is, met welke lijn.

Alle lijnen naar AutoCAD DXF formaat in drie 2D aanzichten

Deze optie levert drie *.dxf files. Elke file bevat een aanzicht (voor-, zij- en bovenaanzicht). Per aanzicht kunnen verschuivingsmaten opgeven worden, waardoor het mogelijk is de lay-out van de tekening in het ontvangende CAD/tekensysteem enigszins de goede richting op te sturen.

Waarschuwing
Enerzijds biedt deze optie de mogelijkheid eenvoudige lay-out operaties voor te bereiden, anderzijds zijn de mogelijkheden veel te beperkt om direct een fraaie lijnenplan te produceren. Het doel van deze optie is de gebruiker enigzins te helpen bij het grofweg samenstellen van een tekening, omdat dat bij tekensystemen soms teleurstellend omslachtig gaat. Het is niet de bedoeling hier gedetailleerd een lijnenplan te componeren, de optie ‘Lijnenplan’ (zie Lijnenplan vastleggen en genereren) is daarvoor veel geschikter. Bovendien kan zo'n lijnenplan een 2D DXF file uitgevoerd worden (zoals beschreven in Uitvoerfiletype).

Alle lijnen naar 3D AutoCAD DXF-polyline formaat

Met deze optie kan het 3D-netwerk worden doorgestuurd naar AutoCAD. U kunt na keus van de optie opgeven of u voor waterlijnen, spanten en verticalen echte 3D-lijnen of 2D-lijnen wilt gebruiken. Beide opties leveren exact hetzelfde ‘plaatje’ in AutoCAD. Het verschil is dat indien u kiest voor de optie ‘3D-lijnen’ de lijnen echte 3D-lijnen zijn.

Kiest u voor 2D-lijnen dan is het model in AutoCAD zoveel mogelijk opgebouwd uit 2D-lijnen, waarbij het vlak waarin deze lijnen zich bevinden zodanig geroteerd wordt dat een 3D-aanzicht ontstaat. Het verschil zit hem in de bewerkingsmogelijkheden binnen AutoCAD van deze lijntypen. Het AutoCAD-commando [Offset] bijvoorbeeld is op werkelijke 3D-lijnen niet op een eenvoudige manier toe te passen.

De volgende optie betreft de maximale lengte van een lijnstukje. Elke lijn is opgebouwd uit lijnstukjes. Hier kunt u de maximale lengte van deze stukjes opgeven. Geeft u een kleinere lengte op, dan zal de lijn in meer stukjes worden opgedeeld. De lijn wordt hiermee steeds nauwkeuriger. Vervolgens kunt u kiezen om (niet interne) netwerkpunten ook door te sturen. Indien u deze optie activeert, worden in het AutoCAD model ook punten aangemaakt ter plaatse van snijpunten van lijnen.

Het resultaat is een .dxf file, die van elke lijn een zg. ‘polyline’ bevat. Fairway streeft ernaar deze polyline zoveel mogelijk een ‘polyline van cirkelsegmenten’ te laten zijn, waarmee de kromming van de lijn benaderd kan worden. Helaas biedt het DXF-formaat (en AutoCAD zelf) geen mogelijkheid om bij echte 3D-lijnen (d.w.z. lijnen van het Fairway-type ‘Ruimtelijke polycurves’) cirkelsegmenten op te nemen. In dat geval wordt het dus een ‘polyline van rechte lijnstukjes’. De ‘polyline van cirkelsegmenten’ werkt ook alleen maar als de hierboven beschreven optie ‘2D-lijnen’ gebruikt wordt. Je blijft toch merken dat AutoCAD een omhoog gevallen 2D pakket is.

De laatste optie betreft of u een lijn die bestaat uit meerdere segmenten wilt doorsturen per segment of als een polylijn die bestaat uit meerdere segmenten. Opnieuw geldt dat deze optie het aanzicht in AutoCAD niet verandert.

Alle lijnen 3D naar AutoCAD DXF-NURBS formaat

Deze optie genereert een DXF-file die de scheepslijnen bevat in wat AutoCAD noemt het spline formaat (DXF groep code 100). In werkelijkheid is dit een 3D NURBS lijn, hetzelfde type waar Fairway intern ook gebruik van maakt. Deze DXF-optie werkt dus niet met benaderingen, zoals de vorige twee, maar zet gewoon de vormcoëfficiënten van Fairway in DXF, zodat met minimale informatieoverdracht de maximale nauwkeurigheid bereikt wordt.

Alle lijnen als NURBS naar IGES

IGES is een afkorting voor Initial Graphics Exchange Specifications, en bevat internationale afspraken betreffende het fileformaat voor het uitwisselen van informatie tussen verschillende CAD systemen. Bij het doorsturen van lijnen vanuit Fairway naar IGES, wordt IGES type 126; Rational B-spline gebruikt, in een file met de extensie .igs.

Alle facetten naar IGES NURBS patches

IGES_Ansys.png
Facetten van Fairway via IGES geïmporteerd in Ansys.

Met deze optie wordt een IGES file (*.igs) aangemaakt die de facetten — een oppervlakterepresentatie dus — van de rompvorm bevat. In IGES kunnen (gekromde) facetten alleen vierzijdig zijn, in Fairway kunnen ze ook meerzijdig zijn (bv. vijf- of zeszijdig). Om die reden worden Fairway facetten soms opgesplitst in meerdere, kleinere. Men moet zich overigens realiseren dat de conversie van Fairway naar IGES een eindige nauwkeurigheid heeft, om de volgende redenen:

  • In IGES kunnen vele soorten representaties opgenomen worden, maar die van Fairway zit daar niet bij. Dat betekent dus dat er geconverteerd moet worden, en conversies gaan meestal met nauwkeurigheidsverlies gepaard.
  • De meest gebruikte representatie is het NURBS patch. Als twee van zulke patches aan elkaar grenzen, en een ongelijk aantal vertices hebben langs hun gemeenschappelijke rand, dan zal er in het algemeen een kiertje tussen de twee randen zijn. Misschien is die kier heel, heel klein, als men maar ver genoeg uitvergroot dan kan deze zichtbaar worden. Dat heeft niks mer Fairway te maken, dit is een intrinsieke eigenschap van de NURBS.

Concluderend kan gesteld worden dat IGES en/of NURBS gewoon niet zo geschikt zijn om precies een scheepsvorm van Fairway weer te geven. Maar vaak is er geen andere keus, dan zal men praktisch moeten zijn. Zoals gezegd accommodeert IGES vele representaties, Fairway ondersteunt daar voor de facetten twee van:

  • IGES nummer 114, het ‘Parametric Spline Surface’.
  • IGES nummer 128, het ‘Rational B-Spline Surface (NURBS)’. Dit type is het meest gangbaar, en wordt aanbevolen.

Na het kiezen van de conversie van facetten naar IGES kan er gekozen worden uit twee varianten, nl. de meest recente, uit 2014, en de oorspronkelijk, uit 1998. Vanzelfsprekend wordt de recente aanbevolen, die uit 1998 is er alleen nog maar vanwege achterwaartse compatibiliteit.

IGES NURBS gebieden (2018)

Met deze optie worden gedefinieerde gebieden die de "IGES export patch" instelling hebben geëxporteerd, zie [IGES export patch].

IGES facetten (2014)

Met deze optie wordt er een parametrisch of NURBS oppervlak gemaakt met instelbare nauwkeurigheid (en navenante bestandsgrootte). In volgorde van toenemende nauwkeurigheid zijn de opties:

  • Niet gebruikmakend van kromme vlakken. Het IGES facet wordt dan alleen gebaseerd op de vorm in de hoekpunten, en is dus een ruwe benadering.
  • Gebruikmakend van kromme vlakken, met de meest eenvoudige facetten. De facetten die hierbij gebruikt worden zijn krom, maar zijn van de meest eenvoudige vorm, in het geval van een NURBS van 16 (4x4) vertices.
  • Gebruikmakend van kromme vlakken, met adequate nauwkeurigheid. Hierbij worden de aantallen coefficienten of vertices zodanig bepaald dat de gemiddelde afwijking hoogstens 0.1 mm bedraagt. Let wel, die is het gemiddelde, voor individuele punten kan het verschil tussen Fairway vorm en IGES facet dus meer bedragen (maar dat wordt dan weer gecompenseerd door andere punten waarbij het verschil minder is).
  • Gebruikmakend van kromme vlakken, met hoge nauwkeurigheid. Hierbij worden de aantallen coefficienten en vertices zodanig bepaald dat de gemiddelde afwijking hoogstens 0.01 mm bedraagt.

Ongeacht welke nauwkeurigheid gebruikt wordt verschijnt er na de conversie een venster met de geconverteerde rompvorm. Hier worden de facetten getoond zoals ze hierna in het IGES bestand geschreven worden. De gebruiker wordt geacht deze eerst goed te keuren, en als dat gedaan is de functie ‘authorize and export’ te kiezen. Rechtsonder bevindt zich ook een schuifbalkje waarmee de visualisatienauwkeurigheid kan worden ingesteld. Hiermee wordt uitsluitend de tekennauwkeurigheid in dit venster beïnvloed, het heeft geen enkel effect op de inhoud van het IGES bestand.

Fairway_IGES800.png
Preview op de IGES file.
Fairway_IGES_auth.png
Gebruiker verleent goedkeuring voor export.

IGES facetten met ruwe vorm (1998)

Deze optie stamt uit eind jaren '90, en hiermee wordt een IGES bestand aangemaakt die het oppervlak van de scheepsromp benaderenderwijs beschrijft. Bij deze optie moeten een aantal keuzes gemaakt worden:

  • Het IGES type van de te genereren vlakjes, 114 of 128, zoals hierboven beschreven.
  • Gebruikmakend van kromme vlakken, althans, als deze optie aangekocht is. Gebruikmakend van kromme vlakken krijgt men i.h.a. een gladder oppervlak. Overigens, als men geen gebruik van kromme vlakken maakt dan zal het systeem interne punten moeten verwijderen. Bedenk in dat geval dat deze punten permanent verwijderd zijn, zodat het aanbeveling verdient het scheepsmodel niet meer op te slaan.
  • Verviervoudig aantal IGES-patches per facet (alleen bij kromme vlakken). Zonder verviervoudiging wordt er i.h.a. één IGES surface per facet aangemaakt. Het alternatief is vier surfaces per facet, wat een betere aansluiting tussen aangrenzende IGES surfaces kan geven. Deze optie maakt de IGES file dus minder ‘ruw’, maar het is a) een paardenmiddel omdat het aantal patches domweg verviervoudigd wordt, en b) geen panacee, omdat verviervoudiging lang niet altijd genoeg hoeft te zijn voor een nauwkeurig resultaat.
  • Met afgeplatte hoekpunten (alleen bij kromme vlakken). Deze optie is vrij specifiek, natuurlijkerwijze zullen de vlakken in de buurt van de hoekpunten wat getordeerd zijn, maar met deze optie worden de vlakken in die buurt kunstmatig afgevlakt. In wiskundige termen heet dit zero twist. Het praktische belang is dat bij scheepsmodellen die slecht kloppen of slecht stroken de gangbare methode tot hevige opslingeringen in de IGES oppervlakken kunnen leiden. In die gevallen kan voor ‘afgeplatte hoekpunten’ gekozen worden.
  • Uitsluitend facetten die grenzen aan zichtbare lijnen. Met deze optie worden uitsluitend facetten die aan alle kanten aan een zichtbare lijn grenzen worden doorgestuurd.

Stereolithografiebestand (.STL file) voor CFD of 3D printen

3dprint512.png
Model ontworpen met Fairway, vervaardigd met een Ultimaker 3D printer.

Met deze optie kan een .STL bestand worden gemaakt, wat geschikt is om een schaalmodel van het schip te maken met een freesmachine of een 3D printer. Van dat laatste is verslag gedaan in het tijdschrift SWZ maritime, zie ook www.sarc.nl/images/publications/appendix_swz2012.pdf. Omdat STL soms ook gebruikt kan worden om de scheepsvorm te converteren naar CFD software (bv. v-Shallo) zijn voor dat doel ook bepaalde voorzieningen bij deze conversie opgenomen.

STL_Ansys.png
Fairway model via STL geïmporteerd in Ansys.

Alvorens de STL file te genereren toont het programma een menu waarin de hieronder besproken parameters ingevuld kunnen worden. Als men dit menu op de normale manier verlaat dan wordt de STL file aangemaakt, met de functie [Abort] wordt het conversiemenu verlaten zonder de STL file te maken.

Doelstelling
Het doel waarvoor de .STL file vervaardigd wordt, keuze tussen ‘3D printen van een model’ en ‘CFD (Computational Fluid Dynamics)’. Verschillen tussen de twee zijn:
  • Om te printen moet de .STL file een geheel gesloten solid model bevatten, voor CFD hoeft dat niet. Dat impliceert dat voor printen de scheepsvorm aan de bovenkant gesloten wordt (als dat al niet het geval zou zijn), voor CFD gebeurt dat niet. Evenzo wordt bij prints van halfmodellen het HS-vlak gesloten, bij CFD niet.
  • Voor printen is de STL file in millimeters, voor CFD in meters.
  • Voor printen kan een schaal worden opgegeven, voor CFD niet, een CFD model is altijd ware grootte.
  • Voor printen kan het schip nog worden onderverdeeld. Voor CFD zou dat zinloos zijn.
Formaat uitvoerbestand(en)
Keuze tussen de ASCII of binaire variant van STL. Er is ook nog de variant TLOM (Thick Layered Object Manufacturing), maar die is experimenteel en niet algemeen beschikbaar.
Gewenste maximum driehoeksgrootte
In essentie beschrijft het STL bestandsformaat een lange lijst van driehoekjes. Hier kan worden opgegeven wat de gewenste maximum grootte van elk driehoekje is. Het zal duidelijk zijn dat naarmate deze kleiner wordt opgegeven, het model nauwkeuriger wordt, en het aantal driehoekjes (en dus de STL file) groter. De driehoekgrootte die hier wordt opgegeven refereert aan ware scheepsafmetingen, en staat dus los van de modelschaal. Overigens wordt bij het opdelen in kleine driehoekjes gebruik gemaakt van de ‘kromme vlakken’ functionaliteit van Fairway, zodat het alleen werkt als die optie aangekocht is. Bij de driehoeksgrootte zijn er nog een paar verschillen tussen STL voor 3D printen en voor CFD:
  • Als een driehoekje al volkomen vlak is wordt het voor 3D printen niet verder onderverdeeld, dat zou zinloos zijn. T.b.v. CFD geldt een andere overweging, daar wordt wel gewoon verder onderverdeeld.
  • T.b.v. CFD kan het nuttig zijn om bepaalde gebieden van een grovere of fijnere driehoekjesverdeling te voorzien. Dat kan dan worden ingesteld bij shell region, zie STL export specifics. Daar kan trouwens ook worden ingesteld dat een bepaald gebied helemaal van conversie naar STL uitgesloten moet worden.
Scheepszijde
Als de doelstelling CFD is, dan kan hier worden opgegeven welke zijden van het schip dienen te worden geëxporteerd.
Modelschaal
Geef hier de reciproke van de modelschaal, dus de X in schaal 1/X.
Schip opdelen
Hier kan men kiezen tussen:
  • ‘Ja, automatisch’. Om rekening te kunnen houden met een fysieke beperking van het fabricageapparaat kunnen scheepsmodellen opgedeeld worden in maakbare blokken, zie het voorbeeld in het plaatje hieronder. Met deze optie gebeurt dat automatisch. Dit is echter nog zo'n experimenteel algoritme dat het niet voor algemeen gebruik is vrijgegeven.
  • ‘Nee, maak halfmodel’, waarmee niks opgedeeld wordt, maar wel twee aparte helften, SB en BB, vervaardigd worden.
  • ‘Nee, maak heel model’, waarmee niks opgedeeld wordt, de STL file bevat dan gewoon het hele schip, SB en BB (tenminste, als de solids zulke kenmerk hebben).
Fabricagetechniek en maximum segmentafmetingen
Deze parameters worden niet verder besproken omdat ze alleen van belang zijn voor ‘automatisch opdelen’, maar dat is toch niet algemeen beschikbaar.
solid_segmentation_600.png
Scheepsmodel opgedeeld voor 3-assig frezen.
Attentie
  • De opgegeven driehoeksgrootte is de maximum grootte, niet de naagestreefde grootte. M.a.w. facetten worden wel onderverdeeld in kleinere driehoekjes, maar niet samengevoegd tot grotere. Dat kan ook helemaal niet, want als men twee driehoeken samenvoegt dan onstaat er meestal een vierhoek, en dat past niet in STL.
  • Alle solids die zijn gemarkeerd voor ‘export’ in het menu [Objectbeheer] worden naar STL geconverteerd. Daarbij moet men zich wel realiseren dat de conversie per individueel solid is, en dat de solids dus niet worden samengesmolten in de STL file. Als men dat wel zou willen dan kan dat met externe STL-tools.
  • Elk spookfacet (zie voor een bespreking daarvan Spookfacet) wordt weggelaten uit de conversie naar STL. Verder wordt er bij het vervaardigen van een halfmodel vanuit gegaan dat het schip op de conventionale Fairway wijze vormgegeven is, d.w.z. met één spookfacet op HS.
  • Een solid van het type ‘geheel’ (die zich dus uitstrekt over BB en SB) wordt niet automatisch in tweeën gedeeld bij het maken van een halfmodel. Dat moet men zelf doen (met [Centerplane]→[Split] uit het solidmenu).
STL_openfoam.png
Fairwayvorm geconverteerd naar STL, en ingelezen in en berekend met OpenFOAM.

Maak scheepsvorm bruikbaar als vormdatabank voor de Hull Server

De achterliggende gedachte van de Hullserver is dat CAD/CAM software direct kan communiceren met Fairway, zonder tussenkomst van bestanden. Dit houdt in dat het CAD systeem (de client) en de Hull Server gelijktijdig werken op een computer, en dat het CAD systeem de server steeds vraagt om de specifieke vormgegevens van het scheepsmodel. De Hull Server bepaalt de gevraagde vormen en stuurt deze terug naar het CAD systeem. De communicatie tussen de programma’s is dynamisch en is niet gebonden aan de in het Fairway model beschikbare lijnen. Dus, als een CAD-systeem om een specifieke lijn vraagt die niet in het Fairway model is gemoduleerd, dan genereert de Hull Server simpelweg een nieuwe lijn en stuurt de coordinaten van de nieuwe lijn door naar het CAD-systeem. Voor gedetailleerde informatie refereren wij naar de Hull Server handleiding (fwserver.pdf) die op aanvraag bij SARC beschikbaar is. Hullserver clients zijn beschikbaar in NUPAS en Mastership engineering software.

Deze conversieoptie hier in het Fairway exportmenu is niets meer dan een test waarmee men kan toetsen of het model voldoende is gedefinieerd om als productierijp te mogen worden beschouwd. Als het model productierijp is dan markeert Fairway het model als zodanig, en is het bruikbaar in software die met de Hull Server kan communiceren. Deze optie controleert tot op zekere hoogte dat alleen juiste en complete gegevens tussen de beide programma's worden verstuurd, maar het model kan nog steeds fouten bevatten, bv. een lijn kan als kniklijn zijn gedefinieerd (of juist niet) of de vorm van de lijn kan niet naar tevredenheid zijn etc. Dit soort fouten worden veroorzaakt door matig moduleerwerk, niet door de communicatie tussen de programma's.

In onbruik geraakte exportformaten

Alle lijnen naar NUPAS import-formaat

Attentie
In juni 2006 is met NCG afgesproken dat deze fileinterface naar NUPAS komt te vervallen, omdat het Fairway hullserver mechanisme, waarbij Fairway als vormdatabank voor NUPAS fungeert een veel completer en zekerder conversie mogelijk maakt. Het is technisch nog steeds mogelijk om een NUPAS interface bestand te genereren, maar hier wordt geen ondersteuning meer op gegeven.

Indien u deze optie uitvoert worden vijf files (met extensie .pnu) aangemaakt die in vroege versies van NUPAS kunnen worden gebruikt als 3D-lijnen. Om een Fairway-vorm geschikt te maken als hullserver database kunt u overigens optie Maak scheepsvorm bruikbaar als vormdatabank voor de Hull Server gebruiken.

Alle lijnen naar Eagle formaat

Er wordt een file (*.eag) gemaakt die gebruikt kan worden in Eagle. Na selectie van de optie kunt u opgeven hoeveel coördinaten er per regel in de ASCII-file moeten worden geplaatst. Verder kunt u het maximaal aantal punten per lijn opgeven. Met <Enter> wordt het aantal niet beperkt.

Alle relevante lijnen naar Tribon (Stearbear) formaat

Er wordt een file (*.stb) geschreven die met Tribon (wat ooit Stearbear heette) kan worden gebruikt.

Relevante lijnen naar Schiffko formaat

Met deze optie worden twee files (QS001.DQS en LL0001.DLL) geschreven die kunnen worden gebruikt met Schiffko. Er zijn twee mogelijke conversiemethoden voor de spanten: nolgens het netwerk of volgens de exacte spantvorm.

Aanmaken eindig elementen model

Met deze optie wordt een ASCII-file aangemaakt, met extensie .fem. Deze file bestaat uit twee gedeelten. Het eerste gedeelte bestaat uit een lijst van alle vlakjes met een nummer voor elk punt van dit vlakje. Deze nummers verwijzen naar een coördinatenlijst achterin deze file, waar dit nummer correspondeert met de coördinaten van dit punt. Deze gegevens kunnen dienen voor gebruik in een eindig-elementen programma. Opgemerkt moet worden dat deze optie de ‘toevallig’ aanwezige vlakjes doorstuurt. Optimalisatie van vlakgrootte en vlaklocatie vindt niet plaats. Het is met andere woorden geen mesh-generator.

Aanmaken Dawson-model (MARIN)

Met deze optie wordt de scheepsvorm geconverteerd naar een *.pnl file, in een formaat geschikt voor het potentiaal-omstromings (CFD) programma, zoals ontwikkeld door MARIN in de jaren '90. Voor het aanmaken van een Dawson model moeten de ‘interne’ netwerkpunten op de lijnen worden verwijderd. De definitie van ‘interne’ netwerkpunten vindt u in Basisopzet van Fairway. Met het verwijderen van de ‘interne’ punten verandert er niets aan de scheepsvorm. Indien u later met het onveranderde model wilt werken, kunt u voor het verwijderen van de punten een backup maken van het model. Bij het doorsturen naar DAWSON wordt de vraag gesteld of alle ‘interne’ punten automatisch verwijderd moeten worden. Indien u hier <Nee> opgeeft wordt het Dawson model ook niet aangemaakt. Indien u <Ja> opgeeft verschijnt de volgende mededeling: ‘Voor Dawson moet de vorm op een zekere, (eventueel schuine) waterlijn eindigen. Geef de waterlijnhoogte of de naam van die waterlijn op.’ Voor het Dawson omstromingsprogramma is slechts het onderwaterschip van belang. U geeft hier dus de (water)lijn op tot waar het model moet worden beschouwd. Bestaande waterlijnen kunt u opgeven door de hoogte van deze lijn in meters of de naam van de lijn op te geven. Het is ook mogelijk dat u de scheepsvorm wilt doorsturen met een bepaalde trim. U kunt dan een ‘schuine’ waterlijn definiëren en deze dan met naam hier opgeven. Een schuine waterlijn is te definiëren zoals beschreven in New Planar Polycurve by Intersection.

Spanten naar Poseidon (DNV•GL)

Poseidon is een constructie-programma van DNV•GL. Met deze optie worden alle in Fairway gedefinieerde spanten naar een file geschreven die door Poseidon kan worden ingelezen. Deze exportoptie is verouderd, want deze betreft alleen de rompvorm. Met Layout kunnen zowel rompvorm als indeling naar Poseidon geconverteerd worden, zie daarvoor Exporteer naar Poseidon (DNV•GL).

Spanten naar Castor (ASC)

Castor is een door ASC geschreven programma voor de berekening van het staalgewicht. Met deze optie worden alle in Fairway gedefinieerde spanten naar een file geschreven die m.b.v. Castor kan worden ingelezen.

Relevante lijnen naar ShipConstructor

Deze optie, uit ongeveer 2005, bestaat en produceert bestanden die bruikbaar zouden moeten zijn voor ShipConstructor. Voor zover SARC bekend is dat echter nooit uitgetest in dat programma.

Over productierijp stroken

In dit hoofdstuk zijn de export faciliteiten van Fairway besproken. De hieruit komende gegevens kunnen en zullen worden gebruikt in andere (CAD of CAE) systemen, vaak ook ten behoeve van het produceren van het schip. In dat laatste geval zal de Fairway rompvorm een niveau van consistentie en nauwkeurigheid moeten hebben wat hoog genoeg is voor de productie. Fairway biedt de gebruiker de gereedschappen productierijp te stroken. De mate van stroken is echter afhankelijk van de beoordeling van de gebruiker en de tijd die in het strookproces gestoken is. Het enkele gebruik van Fairway garandeert geenszins dat een scheepsvorm ook daadwerkelijk productierijp strookt.