PIAS Handleiding  2024
Programma voor de Integrale Aanpak van het Scheepsontwerp
Loadline: bepaling uitwatering volgens de Load Lines Convention
Deze module bepaalt de minimum uitwatering voor schepen van het type A of type B volgens de International Convention on Load Lines.

Inleiding

De opgenomen wetsartikelen (volgens de nummering van de ICLL) zijn:

  • Hoofdstuk I (algemene bepalingen):
    • artikel 3, § 1, 4, 5, 6, 7, 8 en 10.
    • artikel 4.
    • artikel 5.
    • artikel 6, § 1, 2a t/m 2f.
  • Hoofdstuk III (uitwatering van schepen):
    • artikelen 27 t/m 31.
    • artikel 33.
    • artikel 34, § 1.
    • artikel 35, § 1 t/m 3.
    • artikel 36, § 1g, 1h, 2 en 3.
    • artikel 37.
    • artikel 38, § 8 t/m 12 en 14 t/m 16.
    • artikel 39, § 1 en 5.
    • artikel 40, § 1, 3, 5 t/m 7.

Opmerkingen vooraf, en vrijwaring:

  • Voor een goed gebruik van deze module is het raadzaam de Load Lines Convention (cq. de Schepenwet) te raadplegen voor de juiste interpretatie van de verschillende onderdelen en hun onderling verband. Deze module pretendeert niet het gebruik van de wetstekst overbodig te maken.
  • De nummeringssystematiek is die volgens de Load Lines Convention (de Schepenwet had in het verleden soms een iets andere nummering).
  • De niet in deze module inbegrepen artikelen en bepalingen dient u zelf te verdisconteren.
  • Parameterdefinities in deze module wijken over het algemeen af van de gebruikelijke PIAS standaard, omdat die volgens de Load Lines Convention hier prevaleren.
  • Alle maten zijn in meter behalve de zeeg en de boeghoogte, die in millimeter moeten worden opgegeven.

Hoofdmenu

Na het opstarten van loadline komt men in het hoofdmenu, waarvan de diverse opties in de volgende secties nader toegelicht worden.

Hoofdafmetingen en andere invoerparameters

In dit menu worden de primaire parameters opgegeven. Een aantal parametsr kan worden afgeleid uit gegevens die toch al in PIAS beschikbaar zijn, tenminste, als er een rompvorm ingevoerd is met Hulldef of ontworpen met Fairway. Als dat gewenst is dan kan men in de laatste kolom ‘rompvorm’ opgeven (in tegenstelling tot ‘eigen waarde’, waarbij men deze parameter zelf kan intikken). Hetzelfde mechanisme wordt gebruikt in Resistance om vormparameters uit een PIAS rompvorm te destilleren. Veel van de parameters zullen voor zich spreken of zijn gedefinieerd in de Load Lines Convention. Anderen worden hieronder toegelicht.

Voor/na 2005 wetgeving

In 2005 is de wetgeving herzien, en met deze schakelaar kan men kiezen of men de oude (voor 2005) of de huidige (na 2005) regels wenst te hanteren.

Holte

Bij het opgeven van de holte is er een verschil tussen de instelling voor en na 2005. Vóór 2005 geldt dat de holte op twee manieren gedefinieerd kan worden:

  • Met de schakelaar ‘bepaling holte’ op ‘handmatig’: geef de holte volgens artikel 2.6, alsmede 85% van de kleinste holte naar de mal.
  • Met de schakelaar ‘bepaling holte’ op ‘samengesteld’: geef de holte naar de mal, de dikte van de eventuele stringerplaat en de dikte van de dekbedekking volgens artikel 2.6a. De holte op 85% van de kleinste holte wordt in dit geval berekend aan de hand van de holte naar de mal.

Wanneer de eerste methode wordt gebruikt dan worden de cellen voor de dikte van de stringerplaat, de dekbedekking en de holte naar de mal in grijs afgedrukt. Wordt de tweede methode gebruikt en is de dikte van de dekbedekking niet gelijk aan nul, dan wordt bij de holte een vraagteken afgedrukt wanneer de totale bovenbouwlengte nog niet bekend is.

Bij de instelling ‘ná 2005’ moet men gewoon de holte opgeven, en wordt die op 85% daarvan afgeleid.

Boeghoogte

De boeghoogte is gedefinieerd op de voorloodlijn, in millimeter boven de waterlijn behorende bij het zomervrijboord. In de stand ‘pre 2005’ kan men de boeghoogte opgeven, deze wordt dan getoetst aan de minimum vereiste boeghoogte. Wanneer voor de boeghoogte 0 wordt ingevuld wordt de minimum vereiste boeghoogte op de uitvoer vermeld. In de stand ‘post 2005’ wordt de boeghoogte niet opgegeven, die wordt gewoon uitgerekend en op de uitvoer vermeld.

Diverse vrijboordparameters

  • Als men geen gebruik maak van de faciliteit de vormparameters van de rompvorm af te leiden — maar waarom zou men dat eigenlijk niet doen? — kan de waterlijn coëfficiënt van het voorschip gevonden worden in de uitgebreide carenetabel van Hydrotables.
  • De percentuele reductie op het basisvrijboord volgens art. 27 (de zg. B-60 uitwatering) kan ook opgegeven worden, evenals de toeslag volgens datzelfde artikel, maar niet allebei tegelijk.
  • Bij ‘klassebureau’ kunnen de twee letters van het klassebureau of nationale autoriteit worden opgegeven, die worden dan meegetekend in het Plimsollmerk. Vanuit deze toepassing is het aantal letters beperkt tot twee, nl. één aan elke kant van de Plimsollmerkcirkel.
  • Met ‘tekenen Plimsollmerk’ op ‘ja’ wordt er een tekening van het Plimsollmerk toegevoegd aan de uitvoertabel.

Bovenbouwen

In dit menu kunnen de diverse eigenschappen van de bovenbouwen worden opgegeven, waarbij iedere bovenbouw er één volgens art. 2, lid 10 dient te zijn. Voor de effectieve lengte wordt getest of de breedte van de bovenbouw minimaal 92% van de locale scheepsbreedte is of 60% in het geval van een trunk. De hoogte van een bak of kampagne wordt gemeten op de loodlijnen, indien van toepassing voor de zeegcorrectie. Voor de bepaling van de effectieve bovenbouwlengte dient de hoogte van een bovenbouw zijn minimale hoogte te zijn, volgens hoofdstuk 1, art. 2, lid 10. Parameters van de bovenbouwen zijn:

Naam
Een omschrijving, als herkenning.
Type bovenbouw
Hier wordt opgegeven of de bovenbouw een bak, kampagne, trunk, verhoogd halfdek of een ander soort bovenbouw (‘bovenbouw algemeen’) is. Dit onderscheid is nodig voor de artikelen 31 en 38 (correctie voor de holte respectievelijk zeeg), alsmede voor het bepalen van de effectieve lengte.
Breedte schip
Bij iedere bovenbouw dient hier de scheepsbreedte op halve lengte van de bovenbouw, opgegeven te worden. Is de breedte van de bovenbouw gelijk aan de locale scheepsbreedte dan dient u na het invullen van de afmeting de menu optie [Breedte] te kiezen. De breedte van de bovenbouw wordt dan exact gelijk gesteld aan de breedte van het schip.
Zeegcorrectie
Indien een bak of kampagne meegerekend moet worden voor de bepaling van de zeegcorrectie, dan dient deze kolom op ‘ja’ gezet te worden.
In eff.lengte
Dient een bovenbouw meegerekend te worden voor de bepaling van de bovenbouwlengte (wat overigens meestal het geval zal zijn) dan dient deze kolom op ‘ja’ gezet te worden.
Lengte>0.6L
Wordt op ‘ja’ gezet als de lengte van de bovenbouw groter is dan 0.6L. Alleen van toepassing op de ‘bovenbouw algemeen’.
Midscheeps
Wordt op ‘ja’ gezet als de bovenbouw zich uitstrekt over de midscheeps. Ook alleen van toepassing op de ‘bovenbouw algemeen’.

Wanneer slechts één bovenbouw aanwezig is en deze is van het type ‘trunk’ dan dient de lengte minimaal 0.60L te zijn om te worden meegerekend voor de bovenbouwlengte. De lengte van een bovenbouw is de lengte van de bovenbouw die binnen de loodlijnen (art. 2, lid 2) valt.

Punten van de zeeglijn

Hier verschijnt een menu waarin u de hoogte van de zeeglijn geeft op de zes standaardordinaten — op ALL, 1/6LLL, 1/3LLL, 2/3LLL, 5/6LLL en VLL. Is de zeeg gelijk aan de standaardzeeg volgens de Load Lines Convention dan kunt u deze laten genereren met [Standard sheer]. De zeeg wordt gemeten in millimeter, volgens de definitie van art. 38 (d.w.z. t.o.v. een rechte lijn, evenwijdig aan de constructiewaterlijn, die loopt door de zeeglijn op de midscheeps).

Berekenen vrijboord met uitvoer naar papier

Zal voor zich spreken, hieronder is een uitvoervoorbeeld ingeplakt.

loadline_appendix_1_768.png
Uitwateringsberekeningsdetails in de uitvoer.
loadline_appendix_2.png
Plot van Plimsollmerk in de uitvoer.

Bestandsbeheer

Hier kunnen backups van de invoergegevens worden gemaakt en weer teruggezet. Ook bevindt zich hier de optie ‘Stoppen zonder opslaan’. Zie voor de details Gegevensopslag en backups.